Duur: ongeveer 10 minuten per voorwerp
Werkvorm: klassikaal
Beoogde indicator: O1 De leerling gebruikt actief zijn zintuigen om een object, onderwerp of gebeurtenis te verkennen.
Benodigdheden: Voorwerpen die niet meteen herkenbaar zijn qua functie (koffiemolen, bascule weegschaal, Mariabeeld, rozenkrans, draaischijftelefoon etc.), A4-papier, (kleur)potloden.
Om leerlingen te laten oefenen met onderzoeken, stopte ik één voorwerp in een dichte doos, met de open kant naar het bord toe. De leerlingen konden het voorwerp dus niet zien. Eén leerling mocht achter de doos zitten en kon het voorwerp bekijken, voelen, bekloppen en ruiken. Hij/zij mocht alles zeggen en uitbeelden wat met het voorwerp te maken had.
De andere leerlingen tekenden het voorwerp na. Zij tekenden hoe zij dachten dat het voorwerp eruitzag. Na een tijdje mochten de tekenende leerlingen vragen stellen: wat hebben ze nog nodig om een goede tekening te kunnen maken?
Daarna hebben de leerlingen dit nog voor elkaar in groepjes gedaan, zodat iedereen aan de beurt was geweest om te voelen. Hoe vaker er beschreven en getekend was, hoe uitgebreider er onderzocht werd. Als iemand eerst al getekend had, kon die leerling al beter aangeven wat de anderen nodig hadden.